Geschiedenis

Voor gedetailleerde uitleg over de internationale spelregels verwijzen we naar www.volley-zone.com. We proberen alvast een idee te geven over deze sport volgens de laatste reglementen.

Het speelveld
Het speelveld is een rechthoek van 18m bij 9m en is omringd door een vrije zone van minimum 3m aan elke kant. De ruimte boven het speloppervlak moet minstens 7 meter hoog zijn. Het speelveld wordt aangegeven door lijnen van 5cm breed, die aan de binnenkant van het veld zijn aangebracht. De middenlijn en het net verdelen het veld in twee kampen van 9m x 9m. Op 3 meter van de middenlijn bevinden zich de aanvalslijnen. Deze worden door middel van een stippellijn verlengd tot aan de rand van de vrije zone. De achterlijn is tegelijk ook de servicelijn, van waarachter de opslag moet vertrekken.
De bovenkant van het net is 2,43m (mannen) of 2,24m (vrouwen) hoog. Aan weerszijden van het net, vlak boven de zijlijnen, bevinden zich twee antennes die de zone aangeven binnen dewelke de bal over het net moet worden gespeeld. Het net is vastgemaakt aan twee palen die zich elk op 1 meter van de zijlijnen bevinden.

De ploegen

Een volleybalploeg bestaat uit 6 veldspelers en maximum 6 reservespelers. Deze laatsten nemen, samen met de coach, de assistent-coach en de verzorger, plaats op de daartoe bestemde bank naast het veld. Per set mag de coach maximaal 6 spelers op het veld vervangen en hen terug in het spel brengen. Hij beschikt dus per set over 6 wissels.
De ploeg op het veld is verdeeld in 3 voorspelers of aanvalsspelers, en 3 achterspelers of verdedigers. Hun zones worden van elkaar gescheiden door de aanvalslijn. Een achterspeler mag de aanvalszone betreden, maar mag in dat geval de bal niet over het net spelen wanneer deze zich boven de netrand bevindt. Eén van de 6 spelers op het veld is kapitein of ploegverantwoordelijke.

De scheidsrechter

Op het hoogste niveau worden wedstrijden geleid door een hoofdscheidsrechter die plaatsneemt op een verhoogde stoel. Hij wordt bijgestaan door een tweede scheidsrechter aan de andere kant van het veld, en door vier lijnrechters ( één op elke hoek van het veld).

De markeerder staat in voor het invullen van het wedstrijdblad.

De terreinverantwoordelijke is iemand van de thuisploeg die onder andere zorgt voor het in orde brengen van het speelveld en de begeleiding van de scheidsrechters.

De bal

Volleybal wordt gespeeld met een driekleurige, zachtlederen bal. Hij heeft een doorsnede van 21,5 cm en een omtrek van ongeveer 65 cm. De meest gebruikte officiële merken zijn Mikasa, Molten en GALA.

Het spelverloop

Een wedstrijd wordt gespeeld naar 3 winnende sets van 25 punten. Bij 24-24 wordt er onbeperkt verder gespeeld tot het verschil twee punten bedraagt. Bij een 2-2 setstand wordt een beslissende vijfde set gespeeld naar 15 punten, eveneens met een verschil van minimum twee punten. In elke set zijn er twee verplichte spelonderbrekingen van 60 seconden, technische time-outs genoemd. Zij worden toegepast op het ogenblik dat de leidende ploeg 8, respectievelijk 16 punten behaalt. Daarnaast mag de coach in elke set nog twee extra spelonderbrekingen van 30 seconden vragen. In de beslissende vijfde set zijn er geen technische time-outs, maar verwisselen beide ploegen wél van kamp zodra de leidende ploeg 8 punten behaalt. Er wordt gespeeld volgens het Rally Point Systeem (RPS). Dit wil zeggen dat elke gewonnen spelfase (rally) een punt oplevert. Een rally wordt gewonnen door de bal in het kamp van de tegenstander op de grond te doen belanden, of wanneer de tegenstander de bal niet op reglementaire wijze kan terugbrengen.
De ploeg die de spelfase heeft gewonnen, mag de bal terug in het spel brengen. Dit wordt gedaan door de speler die zich op dat moment rechts achteraan op het veld bevindt. Hij slaat de bal van achter de servicelijn over het net. Tijdens de spelfase krijgt elke ploeg maximum 3 contacten om de bal over het net te brengen, waarbij eenzelfde speler nooit tweemaal na elkaar de bal mag spelen. De bal mag worden gespeeld met eender welk deel van het lichaam. Het is aan de scheidsrechter om te beoordelen of de balcontacten reglementair zijn.

"Foute" balcontacten zijn onder andere :
· Een 'gedragen' of 'geduwde' bal : de speler houdt de bal te lang vast
· Een 'dubbele aanraking' : de speler speelt de bal niet in één keer. Uitzondering hier is het eerste contact, waar een dubbele aanraking is toegestaan op voorwaarde dat ze in één en dezelfde beweging gebeuren.
· Een 'geassisteerde aanraking' : de speler speelt de bal met de hulp van een andere speler of van een voorwerp in de zaal.
· Een 'aanvalsfout' : een achterspeler betreedt de aanvalszone en speelt de bal over het net terwijl deze zich nog boven de netrand bevindt.
Ook het aanraken van het net en het overschrijden van de middenlijn zijn in principe niet toegestaan.Uitzondering kan zijn wanneer de speler duidelijk niet bij de spelfase berokken is op het ogenblik van de fout. Een fout ter hoogte van de netrand is altijd fout, een fout onder de netrand is sinds het seizoen 2009-2010 in principe geen fout meer. De ploeg die een spelfase heeft gewonnen, draait klokgewijs één plaats door vooraleer de bal terug in het spel te brengen. Behalve wanneer deze ploeg ook bij de vorige fase al de opslag had : dan behoudt iedereen zijn positie.

Speltechnieken

Afhankelijk van het doel van het balcontact (verdedigen, aanvallen, verdelen, opslaan) kiest een speler voor een bepaalde speelwijze. De meest gebruikelijke balcontacten zijn :
· De opslag of service : de speler werpt de bal op en slaat hem met de hand of een deel van de arm over het net naar het kamp van de tegenstander. Mogelijk gesprongen of uit stand.
· De receptie of onderhandse pass : de speler vangt de bal op met de binnenkant van beide onderarmen, die hij naast elkaar gestrekt houdt. Voornamelijk gebruikt voor het opvangen van de opslag of van een aanvalssmash, wanneer de bal een hoge snelheid heeft. Best toegepast uit stand.

· De setup of bovenhandse toets : de speler vormt met de vingers van beide handen een kom boven het hoofd en 'duwt' de bal weer weg. Ook hier moet het balcontact kort blijven, vandaar de term 'toets'. Mogelijk gesprongen of uit stand. Meest toegepast door de spelverdeler : dat is de speler die de taak heeft, om na de receptie, de bal in een ideale positie te brengen voor de aanvalsspeler.

· De aanvalssmash of spike : de speler springt zo hoog mogelijk op en geeft met de vlakke hand een harde klap op de bal met de bedoeling hem zo snel en moeilijk mogelijk in het kamp van de tegenstander te spelen.

· Het blok : één of meerdere voorspelers springen hoog op aan het net en trachten met gestrekte armen en gespreide vingers de aanvalssmash van de tegenstander tegen te houden.

Een vreemde eend in de bijt : de libero
De libero is een speler die zich heeft gespecialiseerd in het nemen van receptie en verdediging. Op het veld is hij herkenbaar aan zijn truitje, dat in kleur verschilt van dat van zijn ploegmaats. Hij mag op elk ogenblik de plaats innemen van één van de drie achterspelers, op voorwaarde dat het spel stilligt. Hij mag echter alleen terug vervangen worden door de speler waarvoor hij in het veld is gekomen. Er staat geen beperking op het aantal vervangingen door of van een libero, op voorwaarde dat tussen elke vervanging minstens één spelfase volledig werd gespeeld.

De libero is gebonden aan een aantal beperkingen. Zo mag hij onder andere niet serveren, blokken of een blokpoging ondernemen. Hij mag alleen de drie achterste posities op het veld innemen, en hij mag geen bal over het net spelen wanneer deze zich boven de netrand bevindt. Vanaf het seizoen 2008-2009 mag er met 2 libero's gespeeld mogen worden op het elk niveau.